Meer dan ooit nood aan krachtig industrieel beleid
Voka verwelkomt MAKE 2025-2030
30 juni 2025
Voka verwelkomt MAKE 2025-2030, het interfederaal plan om de economie te herindustrialiseren. Voor Voka zal toekomstig gedelegeerd bestuurder Frank Beckx deelnemen aan de centrale stuurgroep waarvan ook de premier, de minister-presidenten en de federale, Waalse en Brusselse werkgeversorganisaties deel uitmaken. MAKE 2030 biedt de belangrijkste beleidsmakers en economische krachten in dit land een forum om te komen tot een gecoördineerd industrieel beleid. Industrieel beleid beperkt zich niet tot één niveau, maar zit op het snijvlak tussen Europese, federale en Vlaamse bevoegdheden.
“Meer dan ooit is er nood aan een geïntegreerd industrieel beleid op alle niveaus. Alle kapiteins van onze economie worden samengebracht om beslissingen te coördineren en vooral om snelheid te maken. We worden nú geconfronteerd met de achteruitgang van ons industrieel weefsel; het is nú tijd om krachtig op te treden. De feiten en cijfers zijn al lang bekend, de actie moet volgen. Het is belangrijk dat de regio’s en de regionale werkgeversorganisaties in dit plan betrokken worden”, zegt Frank Beckx, toekomstig gedelegeerd bestuurder van Voka, het Vlaams netwerk van ondernemingen.
De industrie bevindt zich in zwaar weer. Voor het eerst in jaren daalt de toegevoegde waarde van de sector structureel. Dat is zorgwekkend, want de industrie vormt de basis van een brede waardeketen. Zo ligt de Belgische industriële productiviteit 50% hoger dan in de rest van de economie, is de sector goed voor 45% van alle private investeringen in onderzoek en ontwikkeling en neemt ze meer dan 50% van de export voor haar rekening.
3 prioritaire werven voor MAKE 2030 volgens Voka
Ten eerste moet de concurrentiekracht van onze ondernemingen verbeterd worden, kan de productiviteit omhoog en moet het investeringsklimaat verbeteren. Daarvoor is actie nodig op vlak van loon- en energiekosten, fiscaliteit en publieke financieringsinstrumenten. Maar ook de regeldruk dient aangepakt te worden en het arbeidsmarktbeleid moet op een moderne leest geschoeid worden, aangepast aan de noden en uitdagingen van de regio’s.
Een tweede werf heeft te maken met de energie- en klimaattransitie. We staan voor grote infrastructuurinvesteringen voor het transport van CO₂ en waterstof en ook op het gebied van spoorinvesteringen is een inhaaloperatie nodig. De energieprijzen vormen in ons land nog steeds een structurele handicap voor bedrijven ten opzichte van concurrenten in het buitenland.
Een derde werf gaat tot slot over de stem van België op Europees niveau. Hoe kan het belang van onze dichtbevolkte en sterk geïndustrialiseerde regio op Europees niveau krachtiger verdedigd worden? Daarover is alignering nodig over de verschillende bevoegdheidsniveaus heen.