Krijgen we de duurzame infrastructuurwerken van morgen tijdig vergund?
Vokapaper: Bouwen aan de duurzame transitie
21 november 2022
Het spaak lopen van onze vergunningverlening bewijst dat de Europese uitdagingen voor energie, klimaat en biodiversiteit steeds meer botsen. Vooral projecten rond duurzame energie dreigen niet tijdig gerealiseerd te worden. Het bouwen zelf kan snel gaan, maar de vergunningsprocedures zijn een sterk vertragende en onzekere factor. Zowel op het vlak van de doorlooptijd als op het gebied van de beroepsprocedures zijn verbeteringen noodzakelijk. Dat schrijft het Voka Kenniscentrum in een nieuwe Vokapaper. Windmolens die in volle energiecrisis worden stilgelegd ter bescherming van een beschermde vogelsoort of lokale actiegroepen en besturen die een cruciaal dossier als Ventilus dwarsliggen. Het zijn maar enkele voorbeelden die aantonen dat het hoog tijd is om knopen door te hakken, zowel op legistiek vlak als op projectniveau.
“We zullen het tempo voor de bouw van duurzame projecten gevoelig omhoog moeten krijgen. Alleen al op het vlak van elektriciteitsproductie en -transport zijn gigantische inspanningen nodig als je weet dat het elektrische energieverbruik in ons land nagenoeg zal verdubbelen tegen 2050. Met de manier van werken van vandaag, gaan we er evenwel niet geraken. We moeten iets doen aan onze vergunningsproblematiek en dat zal op alle niveaus moeten gebeuren, van het lokale tot het Europese”, zegt Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder van Voka.
Verdubbeling elektriciteitsverbruik vraagt véél nieuwe infrastructuur
De komende tien jaar moeten we ervoor zorgen dat onze basisinfrastructuur klaar is voor de sterke elektrificatie van veel sectoren. Er zal veel meer elektriciteit beschikbaar moeten zijn. Volgens verschillende studies zal het elektrische energieverbruik tegen 2050 nagenoeg verdubbelen. Er zullen nieuwe productie-eenheden moeten bijkomen en ook de importmogelijkheden moeten uitgebreid worden. En ook ons elektriciteitsnet – van hoogspanning tot laagspanning – moet versterkt worden.
Meer nieuwe infrastructuur impliceert dat we de komende decennia zullen moeten bouwen. En véél bouwen. Maar een spade in Vlaamse grond krijgen, is vandaag allesbehalve evident. We zullen daarom het tempo voor de vergunningen van groene energieprojecten gevoelig omhoog moeten krijgen-Als we iets aan onze vergunningsproblematiek willen doen, dan zal dat op alle niveaus moeten gebeuren, van het lokale tot het Europese niveau. De Europese Commissie lijkt zich bewust te zijn van de problematiek en publiceerde daarom eerder dit jaar aanbevelingen om vergunningsprocedures te versnellen. Maar voorlopig blijven de echte Europese hervormingen achterwege.
Waar het beter moet
Hoe langer een procedure duurt, hoe moeilijker het wordt. Bij de grote infrastructuurwerken zitten dikwijls jaren tussen de start- en eindbeslissing. Die termijn moet korter. Daarbij zijn goedgekeurde investeringsagenda’s een belangrijke stap om de uitvoerbaarheid van beslissingen te waarborgen. Ook lijkt het een goed idee om vergunningsaanvragers toe te staan om technologiespecificaties van hun projecten te actualiseren in de periode tussen de aanvraag en de bouw om de invoering van innovatieve technologieën te faciliteren.
Verder is het cruciaal om ook aandacht te hebben voor de beroepsprocedures die vandaag met de regelmaat van de klok tegen vergunningsbeslissingen worden ingeleid. In bijna 20% van die gevallen wordt een beroep ingesteld door een lokale overheid. Het zou minstens de regel moeten zijn dat voor werken van algemeen belang (waaronder infrastructuurwerken) een lager bestuur niet meer in beroep kan gaan tegen een beslissing van een hoger bestuur. De Europese Commissie beveelt trouwens ook aan om projecten voor hernieuwbare energie als een doorslaggevend publiek belang te beschouwen.
Ook is het problematisch dat tegenstanders van een project het dossier kunnen blijven aanvallen in gelijk welk stadium van de procedure. Het decreet dat burgers verplicht hun bezwaren onmiddellijk op te werpen, werd al goedgekeurd maar wordt momenteel aangevochten voor het Grondwettelijk Hof. Van initiatiefnemers mag terecht verlangd worden dat zij vanaf het begin open kaart spelen en burgers betrekken. Daartegenover staat dat ook burgers verantwoordelijkheden hebben en vanaf de start al hun opmerkingen moeten delen.
Volgens Voka moet ook gekeken worden naar de personeelsbezetting bij de verschillende departementen en agentschappen. Indien nodig moeten mensen en middelen verschoven worden tussen entiteiten zodat verzekerd kan worden dat diensten die cruciaal zijn in de vergunningverlening, voldoende capaciteit hebben. Het is namelijk onaanvaardbaar mochten er vertragingen optreden omwille van capaciteitstekorten bij de overheid.
Tot slot moet ook gekeken worden naar de digitalisatie van de vergunningverlening en moet het , ‘only once’-principe worden toegepast.
Download de paper
PDF - 1.1 Mb